In de Kullu-vallei in India verdwijnen, al sinds begin jaren negentig, regelmatig toeristen. In totaal gaat het om ongeveer honderd vreemdelingen waar geen teken van leven meer is vernomen sinds een bezoek aan de streek Himachal Pradesh. Pas jaren na de reis kwam ik er achter dat een Nederlandse jongen voor het laatst was gezien om en omstreeks dezelfde datum en in hetzelfde dorp dat ik en mijn vriendin hadden bezocht: Manikaran. In mijn dagboek van die dagen schrijf ik over de geheimzinnige sfeer in de vallei en het dorp ‘dat na een scherpe bocht uit de uitgehakte rotsen opdoemt in de hittedampen van de heetwaterbron terwijl koude condens van de woest stromende rivier over de weg heenslaat.’ Het bad dat ik kort na aankomst, met zonsondergang, nam bleef in mijn geheugen gegrift vanwege de sinistere, bezwerende muziek die uit de tempel klonk en de zonderlinge, schele jongen die, in de schemer, roerloos, de 4 bij 4 meter, donkere, grauwe kuip vol heet water met mij deelde. Hoe makkelijk had ik daar geruisloos kunnen verdwijnen?
Een week of twee na het bezoek aan Manikaran zijn M. en ik in Khajuraho. De herinnering aan een bezoek aan een afgelegen tempel daar, destijds, bezorgt me nog steeds koude rillingen wanneer ik het in verband breng met de vermissingen in India. Khajuraho is een nederzetting die in de 19e eeuw werd ontdekt door een jonge Britse officier, T.S. Burt, die nieuwsgierig was geworden nadat hij zijn dragers had horen vertellen over overwoekerde tempels met erotische afbeeldingen en beeldhouwwerken en op zoek ging in de jungle. De sextempels blijken inderdaad opwindend maar door een opmerking in de reisgids wordt mijn interesse vooral gewekt voor een tempel die een flink eind buiten het dorp ligt en in gebruik zou zijn geweest door een tantristische/esoterische groepering.
‘De ‘tempel’, blijkt een tot vier meter met rotsblokken ophoogd terrein van zo’n zestig bij dertig meter omzoomd door 64 yogini tempeltjes waar er nog zo’n 35 van over zijn. Yogini is een manifestatie van Kali, de zwarte hindoegod die van zijn volgelingen menselijke offers eist, en wanneer ik de trappen heb beklommen en het veld betreed krijg ik kippevel en ervaar ‘iets’, wat ik nog nooit heb gezien of gevoeld en wat zich vanuit mijn beleving het best laat omschrijven als mystiek: de ervaring te beseffen dat je je bevindt op een powerplek waar een geladen energie hangt die je ernstig laat vermoeden dat op er zich op deze grond magische rituelen hebben plaatsgevonden.
Was het de aanwezigheid van zwarte magie die ik had gevoeld? Ik weet het niet, maar waar ik na die middag in augustus wel ernstig over begon na te denken was een verhaal dat ik ergens had gelezen dat de Engelsen de Indiërs probeerden heroptevoeden en deze duidelijk wilden maken dat de praktijk van het brengen van mensenoffers barbaars en niet meer van deze tijd was. Maar zouden die Indiërs, die deze rituelen al eeuwen uitvoerden, zich laten weerhouden door Engelse overheersers? Of zouden ze wellicht, na vertrek van de Britten uit India in 1947, oude gewoontes weer in ere hersteld hebben. Zou het kunnen dat een en ander iets te maken heeft met de vermissingen?