Siem-Jan woonde in een kleine kamer aan de voorkant van een pand aan de Israélstraat, een zijstraat weggestoken tussen de Harderwijkse winkelpromenade en het Kerkplein. Hij was een lange, slungelige Noordhollander met een pafferig gezicht die na een in Libanon vervulde dienstplicht bij Unifil in Libanon, een studie Nederlands in Groningen en een reis door India was neergestreken in Harderwijk, waar hij een baan in de administratie van een grote fabrikant in systeemplafonds had betrokken.
Dit verhaal is een bekentenis, want samen met hem heb ik ooit een gruweldaad gepleegd. Misschien was het anders gelopen wanneer we al Google hadden gehad maar dat is praten achteraf. Het verhaal ging zo: Ik leerde Siem-Jan kennen in een van de plaatselijke kroegen. Het was nou niet zo dat de Harderwijkse binnenstad halverwege de jaren tachtig de sfeer ademde van toen Rimbaud er nog door de straten schuimde, maar je kon er alle dagen door de week laat in de avond naar een café gaan waar je altijd wel een bekende tegenkwam om mee te kletsen en te drinken. Zoals Siem-Jan.
Na verloop van tijd nodigde Siem-Jan met uit om een keer bij hem thuis te komen eten wat uiteindelijk resulteerde in een jarenlange vriendschap waarbij ik hem wekelijks op dinsdagavond bezocht in zijn rommelige kamer. Daar stond alleen een hoge kast, een eenvoudige installatie, een kale lage tafel, een afgeleefde fauteuil en een gemakkelijk zittend, bruinstoffen bankstel. Slapen deed Siem altijd in de keuken op een stretcher die hij uitklapte tussen de lege flessen, de vuilnisbak, het aanrecht, en, na verloop van tijd, een kattenbak.
Siem had een kat in huis genomen. Een klein, zwart beestje. Het kreeg te eten en te drinken maar genoot weinig bewegingsvrijheid. Wanneer Siem-Jan naar zijn werk ging sloot hij het dier op in de kamer en wanneer hij terugkeerde snakte de kat naar beweging en glipte meestal de deur uit om door het huis te rennen. Het werd dan onmiddellijk door zijn baasje opgehaald en bij terugkomst nogal onhandig en met enige tegenzin geaaid.
De kat, van wie ik de naam vergeten ben, was niet bestand tegen dit gevangenisleven en raakte met de week gefrusteerder. Nadat het poesje krols werd begon het symptomen van ernstige leipheid te vertonen, waarbij ik niet durf uit te sluiten dat ook het inademen van de thc-dampen hebben bijgedragen aan die toestand. Geil werd dat beest. Geil. Niet te geloven. Erger dan de zwaarste nymfomane slettebak van de stad. Overdag zat ze de hele dag in het raam, kreunend en miauwend, te loeren naar een kater. Wanneer Siem-Jan weer thuis kwam dan zat het beestje soms letterlijk in de gordijnen. Of het maakte reuzensprongen van de kast naar de stoel en omgekeerd. Het was echt een fenomeen. Soms als ik binnenkwam bespiedde het beest mij minutenlang met haar pikzwarte ogen. Meestal ging ze daarna op haar rug liggen om te kermen om een beurt .Op zulke momenten haalde ik haar wel eens aan maar was daar mee gestopt nadat het onvoorspelbare beest, met haar scherpe klauwen, een flinke schram op mijn gezicht had gezet. Ik was nu uitermate op mijn hoede. ‘Die poes van jouw is gek geworden Siem’, zei ik terwijl we zaten te eten en de kat op de twee meter hoge kast zat in een houding van een roofdier die op het punt staat zijn prooi te bespringen.
'Dit gaat niet goed.’
Siem-Jan beaamde het.
‘Maar wat kan ik doen. Moet ik het laten afmaken'?
‘Je had het wat vaker naar buiten moeten laten gaan.’
‘Misschien is het daar nu wat te laat voor. Dan krijg ik schadeclaims.’, lachte hij.
Hij wilde het nog een poosje aanzien maar de toestand van de kat werd slechter en slechter.
‘Volgens mij heeft het een hekel aan vrouwen. Van de week heeft ze mijn buurvrouw aangevallen. Het meisje schreeuwde van de schrik en durft hier nauwelijks meer te komen.
‘ Jezus, dat kán niet Siem.’
‘Nee, je hebt gelijk. Laura was hier laatst blijven slapen en die kutkat was gewoon jaloers. Brieste haar als een volkomen gestoorde toe.’
Ik schudde mijn hoofd. Had het dier een hekel aan vrouwen? Dit was echt te gek. We filosofeerden over het lot van de kat. Moest het dood? Als het zo doorgaat, ja, dan moet het dood. Een spuitje laten geven? Te duur. Dan moeten we zelf onze verantwoording nemen.
‘Maar ik wil het niet alleen doen’, zei Siem-Jan. ‘Wil je me helpen?
Ik zuchtte.
‘Laten we over hoe en wat nog even nadenken.’
Een week later belde ik om een uur of zeven bij Siem-Jan aan. Met een filtersigaret in zijn hand opende hij de deur en stak zijn hand op.
‘Kom binnen. Ik moet even de kat zoeken.’
Het duurde een paar minuten voordat hij terug was, wat me de tijd gaf om eens goed om me heen te kijken. Op diverse plekken in de kamer was het behang vernield en ook het meubilair had hevig te lijden gehad onder de capriolen van de kat. Spartelend in zijn armen bracht hij het doorgedraaide beestje terug; Siem-Jan had er weer een paar fikse schrammen op zijn handen bij. We hadden het verder niet meer over de kat, schonken nog wat wijn in en kletsen. Ons gesprek werd onderbroken door de deurbel. Iemand om de meterstand op te nemen. De man kwam binnen en liep naar de meterkast bij het raam. Geheel onverwacht schoot de kat vanaf de kast bij de meteropnemer op zijn nek. Een sprong van ongeveer vier meter. De man sloeg de kat van hem af en nam de aanval rustig op.
‘Dat beest is gestoord’, zei hij, schreef de stand op, groette ons en verdween.
Die kat haat niet alleen vrouwen, dacht ik droog. Ik keek Siem-Jan aan. Die schudde met zijn hoofd.
‘Dat beest moet weg.'
In het uur dat volgde op de aanval van de kat spraken we het doodvonnis uit en gingen nog diezelfde avond over tot excecutie. Siem-Jan had een stuk touw gevonden dat hij in de keuken om het nekje van het beestje bond. Ik stond laf om de hoek in de kamer. Ik had ingestemd om mee te doen mits ik met mijn ogen het stervensproces van de kat niet hoefde te volgen. Siem-Jan overhandige mij een einde van het touw en beiden begonnen we de strop vast te trekken. In de kamer hing een doodse stilte die na een poosje vanuit de keuken werd onderbroken.
‘Ah.., aahh,... aaahhh…., kreunde Siem-Jan alsof hij met een halfstijve pik een orgasme beleefde. ‘Zij piste nog even, schokte met zijn lijfje en ging dood.’ Ik stopte met het uitoefenen van kracht op het touw en liep de keuken in. Het dier lag slapjes op een krant. Siem-Jan stond er een moment verslagen bij te kijken maar pakte daarna het kadaver van zijn huisdier en stopte het in een vuilniszak.