Doekle Terpstra is bij uitstek het type politicus waar ik een bloedhekel aan heb. Hij is van het soort dat zich alleen voor een zaak of persoon in zal zetten wanneer er publiciteit voor hem valt te behalen. Ik weet waar ik het over heb: ik heb hem een keer ontmoet. Die lul. Op een zaterdagmiddag in januari 2007 was hij aanwezig op een publieksdag voor mensen die een project in ontwikkelingssamenwerking wilden opzetten. Ik sprak hem daar aan terwijl hij wat rondkuierde en wilde met hem praten over de de plannen van het CDA over ons immigratiebeleid. Balkenende IV was in de maak en ik leed in die dagen onder het feit dat de strenge regels het onmogelijk maakten om samen in Nederland met mijn Braziliaanse vriendin te leven.
Een andersoortig Mauro-dramaatje. Maar dan zonder publiciteit. Mijn eigen lobby. En altijd goed voor politici om te weten wat er speelt bij de kiezers, dacht ik, en begon op een vriendelijke manier een gesprek. Nooit zal ik die ijskoude blik van hem vergeten terwijl hij antwoordde dat hij geen tijd had om daarover te praten waarna hij zich bot omdraaide om zijn weg te vervolgen. Zo leer je de volksvertegenwoordigers wel kennen. Ik was woedend. Wat had ik die man die middag graag een schop tussen zijn kloten gegeven als vergelding voor mijn vernedering. Gelukkig wiste ik me te beheersen maar hoe heerlijk om nu, bijna vijf jaar later, te zien dat die groene ballon van naastenliefde wordt doorgeprikt en dat we af stevenen op een christen democratisch afscheid.