Hy zuchtte omdat zyn arbeid zwaar was. En hy riep: och, dat ik ryk ware, om te rusten op een baleh-baleh metklamboe van roode zyde.
En er kwam een engel uit den hemel, die zeide: u zy gelyk gy gezegd hebt.
En hy wàs ryk. En hy rustte op een baleh-baleh, en deklamboe was van roode zyde.
En de koning des lands toog voorby, met ruiters voor zyn wagen.]
En ook achter den wagen waren ruiters, en men hield den gouden pajong boven het hoofd van den koning.
En toen de ryke man dit zag, verdroot het hem dat er geen gouden pajong werd gehouden boven zyn hoofd. En tevreden was hy niet.
Hy zuchtte, en riep: ik wenschte koning te zyn.
En er kwam een engel uit den hemel, die zeide: u zy gelyk gy gezegd hebt.
En hy wàs koning. En voor zyn wagen reden vele ruiters, en ook waren er ruiters achter zyn wagen, en boven zyn hoofd hield men den gouden pajong.
En de zon scheen met heete stralen, en verbrandde het aardryk, zoodat de grasscheut dor werd.
En de koning klaagde dat de zon hem schroeide in het gelaat, en macht had boven hem. En tevreden was hy niet.
Hy zuchtte, en riep: ik wenschte de zon te zyn.
En er kwam een engel uit den hemel, die zeide: u zy gelyk gy gezegd hebt.
En hy wàs de zon. En hy zond zyn stralen naar boven, en naar beneden, naar de rechterzyde en naar de linkerzyde, en alom.
En hy verschroeide den grasscheut op het aardryk, en het gelaat der vorsten die op de aarde waren.
En een wolk stelde zich tusschen de aarde en hem, en de stralen van de zon stuitten daarop terug.
En hy werd toornig dat zyner macht weerstaan werd, en hy klaagde dat die wolk machtig was boven hem. En tevreden was hy niet.
Hy wilde de wolk zyn, die zoo machtig was.
En er kwam een engel uit den hemel, die zeide: u zy gelyk gy gezegd hebt.
En hy werd een wolk, en plaatste zich tusschen de zon en de aarde, en ving de stralen op, zoodat het gras groen werd.
En de wolk regende in groote druppen op het aardryk, en deed de rivieren zwellen, en banjirs voerden de kudden weg.
En hy verwoestte door veel waters het veld.
En hy viel neer op een rots, die niet week. En hy klaterde in groote stroomen, maar de rots week niet.
En hy werd toornig omdat de rots niet wyken wilde, en omdat de sterkte van zyn stroomen ydel was. En tevreden was hy niet.
Hy riep: aan die rots is macht gegeven boven my. Ik wenschte die rots te zyn.
En er kwam een engel uit den hemel, die zeide: u zy gelyk gy gezegd hebt.
En hy wèrd rots, en bewoog niet als de zon scheen, en niet als het regende.
En daar kwam een man met houweel, en met puntigen bytel, en met zwaren hamer, die steenen hieuw uit de rots.
En de rots zeide: wat is dit, dat die man macht heeft boven my, en steenen houwt uit myn schoot? En tevreden was hy niet.
Hy riep: ik ben zwakker dan deze... ik wenschte die man te zyn.
En er kwam een engel uit den hemel, die zeide: u zy gelyk gy gezegd hebt.
En hy was een steenhouwer. En hy hieuw steenen uit de rots, met zwaren arbeid, en hy arbeidde zeer zwaar voor weinig loons, en hy was tevreden.’
Fragment uit Multatuli's Max Havelaar.
-