Na een tussenstop op het vliegveld van Koeweit landden we bij het opkomen van de zon in Bombay. Het was warm maar de hitte drong maar nauwelijks tot me door zozeer was ik nog onder de indruk van de lange vliegreis en het magische gevoel om zo´n enorme afstand in relatief korte tijd te overbruggen. Sneller dan verwacht stonden we al bij onze bagage die ongeschonden was meegekomen en liepen naar een kantoor van de State Bank of India waar we een traveller cheque van honderd dollar omwisselden voor een flink pak (3100) roepies.In een oude rode bus, met een zware slome motor, op weg naar een kleiner vliegveld voor een binnenlandse vlucht deden M. en ik onze eerste indrukken op van India.
Ik zoog alles in me op. De loslopende olifanten, de donkere, kleine mannen met hun snorretjes die met ontblote bovenlijven en slechts gehuld in gerafelde, bevlekte witte lendedoeken slenterden over de hobbelige, smalle asfaltweg.. Overal fruitafval, oude kranten, van bladeren gemaakte snackschaaltjes, plastic zakjes en vlaaien poep, de mannen die hun lungi optilden om langs de weg te gaan zitten schijten om daarna in een klein stromend rioolwatertje hun achterste te reinigen. De vervuilde kinderen op blote voeten, de stalletjes met grote trossen, kleine bananen waar kaarsen en wierook walmden, de lage hutjes opgetrokken uit afval en palmbladeren waarvoor vrouwen hurkten, in kleurige sari´s, roerend in pannen op houtvuren om het ontbijt klaar te maken en natuurlijk de koeien, de heilige koeien, die zich sloom en onaantastbaar door de menigte bewogen. De volkomen chaos om me heen, het zo plotselinge, absolute verschil in cultuur, deed me mijn vermoeidheid vergeten en vrolijk en uitgelaten, stapten we uit op het vliegveld Santa Cruz in het heerlijke besef dat de reis nu echt was begonnen.
Aan de balie van een klein kantoortje van de Indiase luchtvaartmaatschappij Damania bevestigden we de vlucht voor vroeg in de middag met bestemming Goa. Daarna hingen we wat rond, aten vegetarische snacks, lazen wat in de Rough guide, tot we met een vertraging van twee uur en een andere maatschappij dan gepland, uiteindelijk vertrokken. Bij het opstijgen van het vliegtuig zag ik een smerige opeenhoping van tentjes en hutjes. Het deed me denken aan beelden van vluchtelingenkampen op de televisie en laag vliegend over Bombay kreeg ik een idee van de omvang van de krottenwijken van de metropool, besefte dat wat we in de bus van het ene naar het andere vliegveld hadden gezien nog maar kinderspel was, en haalde een beetje opgelucht adem omdat, voordat we aan onze rondreis begonnen, eerst een strandvakantie gingen houden en zo voorzichtig aan het land konden wennen.
De vlucht langs de kust van India duurde een uur. We landden op de enige landingsbaan van het miniatuurvliegveld van het plaatsje Vasco da Gama. Ik verliet als laatste passagier het vliegtuig en boven aan de trap moest ik zo wennen aan het felle licht dat het wel leek of er scheuren op mijn netvlies zaten. Zoals op een foto waar een vouw in zit. Ik deed mijn zonnebril op en stond een moment stil om de omgeving in me op te nemen: een viertal licht wuivende palmbomen pronkten op een klein, goed onderhouden gazon. Het felle groen van het gras stak prachtig af bij de grauwe kleur van de landingsbaan en het in okergeel geschilderde luchthavengebouwtje. Ik genoot, ook van M., die al die tijd met een brede glimlach naast me stond.
Daarna liepen we de trap af. Vier douanebeambten in zandkleurige uniformen zaten in de schaduw van het complex naast de ingang en voerden glimlachend een luchtig gesprek. De mannen begroetten ons vriendelijk waarna we de opgewonden drukte van de aankomsthal binnen liepen. Vanuit een ooghoek zag ik direct mijn rode rugzak voorbij komen rollen en tilde hem op mijn rug.Om een taxi te nemen, zo bleek, moest je een ticket kopen en met een betalingsbewijs in de hand waagden we ons weer in de hitte waar we werden opgewacht door tientallen chauffeurs. Na een hoop gedoe stapten we in bij een oudere, diepgebruinde chauffeur die reed in een zwarte, bolvormige taxi en nadat hij onze bagage in de achterbak had gelegd verlieten we het vliegveld voor een mooie rit langs groene rijstvelden en bossen vol palmbomen waarin her en der kolonniale landhuizen verscholen lagen.
Goa. Ik moest even denken aan de oude hippie op Kreta die me een paar dagen zijn motor.had geleend, een paar zomers geleden. ‘Mooie plek om te overwinteren’, had hij mij verteld. Daar waren we dan, Na een kilometer of 25 week de Ambassador, die nog het meest leek op een uitvergrote, verlengde kever, van de doorgaande route en sloeg rechtsaf richting de kust naar het plaatsje Colva, het blauw van de Arabische zee tegemoet.