Drie dagen geleden zijn we vertrokken uit Goa. Om tien uur ‘s avonds zette de trein zich, na een scherpe, langegerekte fluittoon, hortend en stotend in beweging. Ik zat met M., en drie jonge meisjes uit Engeland, in een speciaal vrouwencompartiment van de Indian Railways. Door de tralies van de wagon tuurde ik in de late Indiase avond. Het was een fascinerend gezicht om overal in het binnenland vuurtjes te zien brandden. Het licht flikkerend vanuit verre bosschages gaf me een sereen, maar ook spannend, gevoel van mystieke sprookjesachtigheid, dat hoe onbetekenend het beeld misschien ook, haaks leek te staan op alles waarmee ik was opgegroeid, maar desondanks vertrouwd, als een lucide droom die je eerder hebt gehad en herkent bij het ontwaken.
De compartimenten van de slaapwagons van de Indian Railways zijn geniaal in hun eenvoud. Een vast bovenbed dat overdag gebruikt wordt om bagage te bergen, een tweede dat dient als rugleuning en wanneer de passagiers willen gaan slapen als slaapbank wordt teruggeklapt waarna ook de onderste zitting vrij komt om te gaan liggen. Waarom ook vliegtuigen niet op een soortgelijke manier inrichten? vroeg ik me ´s nachts af terwijl ik lag te dommelen op het ritme van het spoor, af en toe opgeschrikt door het schrille gefluit en het geluid van het opnieuw op snelheid komen van de logge, lange trein na een zoveelste stop.
Om zeven uur ‘s ochtends stapten we over in Hubli. We ontbeten met een paar koppen zoete melkkoffie en omelette met brood. De reis naar Hospet, zo’n zes uur, was nogal saai met een eentonig vlak landschap met overal hetzelfde gewas wat leek op een graansoort. Vroeg in de middag kwamen we in het stoffige stadje dat overweldigde door de enorme drukte en lawaai: volle bussen die op topsnelheid door de dorpstraat joegen, rakelings langs slenterende Indiërs, die, doodkalm, vlak voor de wielen, wegstapten, auto’s, rickshaws, brommers, motoren, honden, en koeien, natuurlijk, overal heilige koeien.
De bussen naar Hampi bleken overvol zodat we besloten een rickshaw te nemen. Iets meer dan tien kilometer over een hobbelig wegdek naar de spookstad langs de rivier Tungabhadra. Wandelingen maken door de restanten van de historische stad Vijavanagar langs tempels en paleizen in dit fascinerende rotslandschap is het doel. Vandaag alleen op stap geweest en genoten van oude paleizen en de nog in goede staat verkerende olifantenverblijven waaraan je de grandeur van vroeger tijden kunt aflezen. M. voelt zich niet zo lekker en lijkt de voorspelling in te lossen van de ervaren reizigers in Colva ‘dat iedereen die naar India gaat, vroeger of later een keertje ziek wordt.’ Oppassen, vooral met water, blijft het devies, en maar hopen dat het bij een beetje buikgriep blijft.