dagboekfragment, Kanyakumari
De sadhoes in het straatbeeld van de Indiase steden komen me even oprecht religieus over als katholieke priesters rond het St. Pietersplein in Rome. Het verlangen van de mens naar God, onthechting en verlichting maakt hem een makkelijke prooi voor de charlatan die het doet voorkomen dat de wijsheid van het hogere in hem een doorgeefluik heeft gevonden. Met hulp van indrukwekkend decorum en de eeuwenoude rituelen van verschillende godsdiensten blijft geloof een sterk werkend medicijn tegen de gedachte dat het bestaan zinloos is en dat uiteindelijk alleen de dood op ons wacht.
Kan ik in dit godsdienstwaanzinnige land iets vinden dat mij op andere gedachten brengt?
Blijft er niet altijd het verlangen ook al voel je, vermoed je, weet je, denk je, ben je bang, dat dat direct ook de enige reden voor de zoektocht is? Schoonheid is troost. En die zit, paradoxaal genoeg, zeker ook in godsdienstbeleving. De oude bedelmonnik, bijvoorbeeld, die ik, vanuit de trein, in zijn saffraankleurige gewaad, in het laatste licht van de zon door het kale, dorre landschap zag lopen. Met een stok tikte hij bij iedere pas licht de aarde aan. Het stadje lonkte al in de verte. Nog maar een paar kilometer en dan heeft hij de tempel bereikt. Daar krijgt hij eten en te drinken en zal zich na versterking door de rijst, de bonen en de meelkoeken tevreden bij zijn lotgenoten ten ruste leggen.