Wat ik mij het best herinner is die keer dat ik berooid bij je op de stoep stond in de Amsterdamse Titiaanstraat. Mijn mensenkennis had me weer eens in de steek gelaten waardoor ik blut en bedonderd alleen bij jou aan durfde te kloppen. Je gaf me te eten, te drinken, een comfortabele slaapplek, liet mij mijn verhaal doen, praatte rustig op me in en gaf me welgemeend advies. Na een paar dagen was ik weer opgemonterd en bij vertrek gaf je mij 50 gulden. Geen lening, zei je er nadrukkelijk bij, waarna je mij hartelijk omhelsde.
Daarna zocht ik je veel vaker op. Ik voelde me altijd erg bij je op mijn gemak. We dronken, ouwehoerden , blowden, filosofeerden en kalkten het smetteloze, witte behang van je studentenkamer vol met onze ideëen. Jij zou econoom worden, en ik schrijver. Die belofte moest ik je doen. Het was prettig en nieuw voor me dat iemand in me geloofde en mij zelfvertrouwen gaf. Ik geloof werkelijk dat er niets kwaadaardigs in je zat. Het geheugen plooit zich gemakkelijk naar de wensen van de mens maar in de acht jaar die ik je heb gekend is er nooit iets vervelends tussen ons voorgevallen.
Maar ja, Appie, je ging naar de kloten. Zoals dat met zoveel goeie kerels gaat was de oorzaak, direct of indirect, een vrouw. Agnes. Ik zie haar nog wel eens. Nog steeds aantrekkelijk, goed verzorgd, rijke man, dure auto, maar nauwelijks meer te vergelijken met die ongenaakbare godin die jij aan de haak had geslagen, die je hart stal en het daarna verpulverde. Ik had nooit goed begrepen wat er nou precies tussen jullie was gebeurd maar je situatie werd me helemaal duidelijk nadat je die nacht, rond een uur of twee, bij mij aanbelde en vroeg of ik nog een borrel had voor een verloren Marokkaan.
Deze nacht waren de rollen omgedraaid. Je ogen stonden donker en droef. Je kon ook zomaar weer vrolijk en optimistisch zijn maar ik wist, voelde en zag dat er iets bij je binnen was geknapt. Je verhaal schokte me. Het deed me denken aan een jeugdtrauma van mijn vader, die als verliefde zoon van een Friese boerenknecht de omgang met een dochter van een hereboer werd verboden, wat hem zijn hele leven heeft achtervolgd. Nu, een slordige halve eeuw later, hoorde ik de moderne versie van een Marokkaanse jongen en een Nederlandse vader en zag in het verdriet van mijn vriend ook het leed van mijn pa.
Abdel leefde na die ontmoeting niet lang meer. Een gemeenschappelijke vriend belde mij om te vertellen dat Abdel de vorige nacht een ernstig ongeval had gehad. Vanuit zijn nachtkroeg was hij, na sluitingstijd, lopend naar huis gegaan en onderweg door een auto geschept. Abdel lag nog een paar dagen in coma en overleed daarna aan zijn verwondingen. Wat er precies gebeurd is die noodlottige nacht is niet helemaal bekend. Misschien wil ik het ook helemaal niet weten. Het enige wat ik zie wanneer ik eraan denk is het vrolijke Charlie Chaplin hupje dat Abdel altijd met zijn lange benen wist te maken waarna hij zich, ter afscheid, uit de voeten maakte.