Met het schrijven van 'De Braziliaanse bruid' loste ik een belofte in die ik mezelf had gedaan. De woede en machteloosheid die ik in de jaren waarin het boek speelt (2002 -2009) heb gevoeld over een overheid die ongestraft nonchalant en lichtzinnig populistische wetten voorschrijft mocht na de positieve ontlading niet zomaar ongemerkt wegvloeien in de vergetelheid.
Het is een onderwerp dat me fascineert: mensen worden uit het niets, zonder bewezen kwaliteiten, politicus en kunnen de gemeenschap zonder er persoonlijke gevolgen van te ondervinden enorm benadelen. Ik ben mij er van bewust dat iedereen fouten maakt en dat niemand meer het politieke vak wil bedrijven wanneer hij strafrechterlijk vervolgd zou kunnen worden voor beslissingen die hij tijdens zijn werk heeft genomen maar bewezen blunders, nalatigheden en laakbaar gedrag zouden in ieder geval moeten leiden tot levenslange uitsluiting van welk politiek ambt dan ook.
Het onderwerp van mijn boek leent zich overigens uitstekend voor een proces tegen de overheid. Het Vreemdelingenbeleid met betrekking tot gezinshereniging rust in Nederland op twee pijlers. Met een daarvan,
de eis dat partners die een buitenlandse bruid of bruidegom naar Nederland willen halen minstens 120 procent van het minimumloon moeten verdienen, is op 4 maart 2010 korte metten gemaakt door het Europese Hof. De tweede eis - een verplichte inburgeringcursus in het buitenland - staat nog overeind.
Het arrest van het Hof betekent dat Nederland jarenlang foutief heeft gehandeld en biedt dus zeker mogelijkheden voor een claim. Voor mij zou het de ultieme afsluiting zijn van een merkwaardige en onvergetelijke periode in mijn leven. Dat het negatieve dat zich in de jaren heeft afgespeeld positief is omgezet in een boek dat nu wordt uitgegeven is geweldig en biedt goede vooruitzichten op invulling van die andere wens die ik in momenten van wanhoop stiekem koesterde: genoegdoening van de staat. Advocaten die kansen zien verzoek ik contact op te nemen. No cure, no pay.