‘Was het gezellig?’, vraag ik.
‘Haar man is weggelopen. Met mijn schoondochter.’
‘Hoe bedoelt u?’
‘Mijn schoonzoon heeft een sportauto. Eerst een groene. Nu een blauwe. Met een dak die open kan. Ze mocht de auto van hem lenen. En soms gingen ze samen een ritje maken. Nu heb ik geen schoonkinderen meer. Allebei in een klap verdwenen.’